N.B. de Borchgrave d'Altena
Graaf in
Mechelen-Bovelingen, commandeur in Bernissem
Als je er echt niet moet zijn, kom je er bijna nooit, tenzij voor een stukje fietsroutenetwerk, namelijk de N.B. de Borchgravestraat, langs de Noordoostelijke Omleiding, beter gekend als de Expresweg, tussen de Celis Volvo garage en de ijzerhandel Pierard. Wie was die Nicolas Bernard de Borchgrave d’Altena dat hij een straatnaam cadeau kreeg in de onmiddellijke buurt van de plek waarvoor hij hier gekend is?
Nicolas Bernard Ignace Graaf de Borchgrave was de voorlaatste commandeur van de Commanderij van Bernissem. En tevens een van de zeldzame commandeurs waarvan de roots in Haspengouw lagen, want het commandeurschap werd bijna steeds toegekend aan de vrienden van de Duitse keizer.
Mechelen Bovelingen
In de geschiedenis vinden we in Mechelen-Bovelingen ene baron Michel-François de Borchgrave d’Altena (1656-1718) terug, gehuwd met Marie-Thérèse de Geloes als bewoners van het kasteel. De Borchgraves waren oorspronkelijk uit Nederland afkomstig en hun huwelijkspolitiek had in de 16de eeuw d’Altena aan hun naam toegevoegd. De Hollandse stam is trouwens uitgestorven, de Belgische tak is evenwel nog springlevend.
Michel-François had 4 kinderen waarvan Nicolas (16/07/1715) de tweede zoon was en dus het kasteel moest verlaten. Door toedoen van zijn oom Michel-François de Geloes, die jarenlang in dienst was van Jozef Clemens van Beieren, keurvorst van Keulen en tevens prinsbisschop van Luik, begon hij zijn carrière als page aan het hof van de keurvorst. Hij eindigde daar zijn carrière als luitenant-kolonel van de lijfwacht te paard. Een andere broer werd proost van Tongeren, groot-proost van Saint-Lambert in Luik en lid van de edelen van de graafschappen Loon en Namen en kanunnik van het kathedraalkapittel te Luik. Nogal wat zonen werden dus richting clerus geduwd.
Ridder van de Teutoonse Orde
Dank zij zijn hoge connecties had de Geloes ook kunnen bewerken dat Nicolas in 1743 in de Duitse Orde werd opgenomen en dat hij en zijn twee broers die nog in Mechelen-Bovelingen woonden, in 1745 de titel van Graaf van het Heilig Roomse Keizerrijk kregen van keizer Maximiliaan III Jozef van Beieren.
De Borchgrave was commandeur in drie verschillende commanderijen: in Ramersdorf (nabij Bonn Dts), een commanderie van Alden Biezen sedert 1361 van 1744 tot 1749, in Bernissem (Sint-Truiden), dat in 1235 een commanderie van Alden Biezen werd tot 1763 en tenslotte van 1763 tot 1777 in de commanderie van Gemert (Nl) die in 1270 onderhorig werd aan de landcommanderij van Alden Biezen. Soms waren commandeurs zelfs de baas in verschillende commanderijen tegelijk en daarom lieten ze het beheer van hun instelling over aan een rentmeester, maar gingen de baten wel naar de commandeur. Het commandeurschap was vaak een titel voor edellieden die buiten de erfopvolging van hun vader vielen en bijgevolg geen inkomsten meer hadden (de oudste kreeg alles, kasteel, grond en titel).
Nicolas Bernard de Borchgrave overleed op 13 juli 1777 in Mannheim (Würtemberg, Dts). Hij zou toen 57 jaar geweest zijn, maar dan klopt evenwel zijn geboortedatum (1715), die we in andere bronnen vonden, niet.
De Borchgrave
In de middeleeuwen was het de gewoonte dat kasteelheren aan hun bevelhebber de opdracht gaven om hun versterkte burchten te bewaren en te verdedigen, vooral tijdens hij frequente en langdurige afwezigheden door de vele oorlogen die ze onder mekaar of voor het Rijk voerden. In ruil kreeg die bevelhebber de inkomsten van een erfelijk leen. Zo’n bevelhebber noemde men in het Vlaams een Borchgraef, een Vicompte in het Frans en Castellanus in het Latijn. Lange tijd was deze naam eervol en kreeg men er een zekere maatschappelijke erkenning voor. De titel Borchgraef werd al vlug een familienaam want edelen namen als familienaam vaak hun domein of hun titel.
Nicht redde reliekhouder
Nicolas Bernard de Borchgrave had geen nakomelingen, althans niet officieel. Maar een nichtje van hem, Maria Theresia Fernandina de Borchgrave, de oudste dochter van zijn oudste broer Jean Baptist, was kannunikes in het stift van Munsterbilzen, het oudste vrouwenklooster in de Lage Landen is. Samen met de abdij van Sint-Truiden, de abdij van Aldeneik, de abdij van Susteren en de abdij Rolduc hoorde ze tot de belangrijkste kloosters in het Nederlandstalige deel van het prinsbisdom Luik. Toen tijdens de Franse Revolutie de kerkelijke goederen werden geconfisqueerd, werd ook de abdij met inboedel van Munsterbilzen openbaar verkocht in 1795. Zij kon evenwel een belangrijke relikwiehouder, met de relikwieën van niet minder dan zeven notoire heiligen, redden en bracht die mee naar de kerk van Bovelingen waar die nog steeds de bezichtigen is. Zij stierf in 1810 en werd begraven op het oude kerkhof van Pepingen.
Of hij vaak in Sint-Truiden geweest is, konden historici niet achterhalen. N.B.de Borghgraeve liet weinig sporen na, noch in Bernissem maar ook niet in Ramersdorf of Gemert. Maar hij kreeg wel een straatnaam cadeau in de schaduw van de commanderij waar hij een aantal jaren de opbrengsten van op zak stak.
Reageren? Aanvullingen? Verbeteringen? Positieve feedback? Via contact steeds welkom
De commanderij van Ramersdorf
De Commanderij van Bezrnissem
De Commanderij van Gemert
Na de Franse Revolutie werd Bernissem o.a. een suikerfabriek en nu is het een landbouwbedrijf.
De Reliekhouder van Bovelingen, gered door de nicht van N.B. de Borchgrave d'Altena