Hendrik Prijs
Hij leerde Sint-Truiden lezen (en schrijven en rekenen)
Hendrik Prijs werd op 18 maart 1898 geboren in St.-Truiden als derde van vier kinderen in het gezin van kleermaker Lambert (1845-1932) en Elisabeth Maria Leenen (1858-1932), beiden rasechte Haspengouwers. Moeder Prijs had na haar huwelijk een winkel in kruidenierswaren, in een smal huisje in de Diesterstraat, vlak bij de Romaanse Gangulfuskerk. Daarvoor was ze werkzaam als kokkin bij een adellijke familie.
Na de lagere school (één jaar in het St.-Trudo-Instituut van de Broeders der Christelijke Scholen, vijf jaar in de Heilig-Hartschool) vatte hij de Grieks-Latijnse humaniora aan, maar na twee jaar schakelde hij over naar de lagere normaalschool van zijn geboortestad waar hij in 1918 zijn schoolmeestersdiploma behaalde. Op 20 september ging hij aan de slag in de lagere school van het Aangenomen College van het Heilig Hart.
In 1924 trouwt Henrik Prijs met Aline Groffi en gaan ze op de Diestersteenweg wonen. Toen begon Prijs met kindertoneel en Vlaamse Filmkes te schrijven, vaak onder de schuilnaam REMI PUC. In 1930 werd Prijs benoemd tot schoolhoofd van de voorbereidende afdeling van het Truiense college en ging in 1959, na 39 jaar eervolle dienst, met pensioen.
Bezieler van de Koninklijke Kunstkring
Ondertussen bouwde het gezin Prijs een huis in de rustige Trudostraat, aan het stadspark (1932) en werd hij actief lid van de nog jonge, nu Koninklijke Kunstkring, waarvan hij van 1942 tot 1959 ook voorzitter was. Hij inviteerde schrijvers als Felix Timmermans, Ernest Claes, Anton Coolen en Alice Nahon in het lokaal de Zoutkist, gelegen aan de Tiense vest, en aan de vereniging geschonken door E.H. Trudo Govaerts. Prijs hielp jonge schilders exposeren: Coëme, Tysmans en Wallaert; hij liet de muziek aan bod komen (Arthur Grumiaux) en het cabaret (Renaat Grassin en Wim Sonnevelt). Uit die periode dateerde ook zijn vriendschap met Stijn Streuvels.
Zeggen dat Henrik Prijs grote bekendheid geniet in het Nederlandstalige gebied is misschien overdreven, maar de Truienaar verdient evenwel veel meer aandacht dan hij tot op heden gekregen heeft, zeker buiten Sint-Truiden.
Suske de Poup en het Voorvelleke
In 1938 verscheen zijn eerste roman “Het huis met de glycines”. Bij de tweede druk ervan schreef de “grote” Willem Elschot in zijn inleiding: ‘Dwars door al dat kleine potsierlijke gedoe, dringt de onbarmhartige blik van de schrijver, als een Röntgenlamp door onze weefsels, zodat alle personages ons als het ware naakt voor de ogen staan. Van deze schrijver kan, als van Mephisto, gezegd worden dat hij het bal leidt als een perfecte dansmeester’.
Tijdens de oorlogsjaren, in 1942, verschijnt zijn meesterwerk: “Het Zwakke Verzet”. Het is een op historische grondslagen geschreven verhaal van de Kempenaar Suske Martens, alias Suske de Poup, zijn eerste vrouw Anna Katrijntje en de tweede Anastasia Kaky, en de Bretoen Jean Baptiste Petit alias het Voorvelleke en zijn zoon en van vele anderen uit het Haspengouwse land. De gebeurtenissen speelden zich af tussen 1774 en 1784-’85. Sint-Truiden maakte toen deel uit van het Prinsbisdom Luik dat een wat toleranter bestuur kende dan de Oostenrijkse Nederlanden onder het bewind van Jozef II. De stad lag in een agrarisch gebied dat relatief welvarend was, maar geteisterd werd door Bokkenrijdersbenden, waarvan hogergenoemden misschien wel deel uitmaakten. Zowel Suske als Voorvelleke werden te Sint-Truiden op de brandstapel geëxecuteerd. Anastasia Kaky werd terechtgesteld door wurging voor haar bijdrage aan het verhaal van de Gebrande Winning. Prijs maakte gebruik van de stedelijke archieven, gesteund door zijn vriend-fotograaf Achilles Thijs. Niet voor niets mogen we stellen dat “Het zwakke verzet” in alles de voorloper was van “De Bende van Jan de Lichte” van Louis-Paul Boon. Het meesterwerk van Hendrik Prijs werd in 1986 verfilmd en vertoond in het Cultureel Centrum De Bogaard in september en oktober van dat jaar.
Trudofeesten
In 1953 verscheen een historische heimatroman “Geuzenvesper” over de tijd dat Lodewijk van Nassau de stad voor korte tijd bezette en plunderde, de abt gevangennam en losgeld eiste. De wever Aert van der Laeck zou toen de stadspoorten geopend hebben en werd daarvoor ter dood veroordeeld. In 1956 schreef hij een openluchtspel over de H. Trudo ter gelegenheid van de zevenjaarlijkse Trudofeesten: het stuk werd opgevoerd in 1956 en 1963.
Komen en gaan
Zijn laatste roman rolde in 1966 van de persen: “Marieke Bosteels, meid voor alle werk”. Hierover zei hij zelf in Het Belang van Limburg: “Deze roman was al minder goed gelukt. Ik voelde dat het stilaan tijd werd om ook als auteur ‘op pensioen’ te gaan. Ik heb mij nog eens laten verleiden en schreef Het waterkraantje. Hierin behandel ik op satirische wijze een kibbelpartij ontstaan omwille van het aanleggen van de waterleiding in een stad. Het zal bij een manuscript blijven. Ik zal niet meer schrijven. Het gaat niet meer, de grondtoon, de ironie, die Prijs eigen was, is er niet meer. Ik wil eerlijk zijn tegenover mijzelf en tegenover mijn lezers. Ook voor een auteur is er een tijd van komen en een van gaan.” Vijf jaar daarvoor was hij trouwens in Hasselt gaan wonen, op het Sint-Hubertusplein, 20 kilometer van zijn ideale inspiratiebron Sint-Truiden. Wat velen echter niet meer weten, Hendrik Prijs besprak tussen, 1958 en1966 op Omroep Limburg (Radio2) in ‘Van Muzen en Mensen’ en ‘Kleine Boekenparade niet minder dan 638 boeken, bijna anderhalf boek per week!
Hendrik Prijsprijs
Nog eenmaal eerde de stad Sint-Truiden haar schrijver in 1981. Het literair tijdschrift Appel verbond zijn naam aan een jaarlijkse prijs voor korte verhalen met medewerking van de stad Sint-Truiden, de (toenmalige) Kredietbank en de groep Concentra (Het Belang van Limburg), een prijs voor het kortverhaal met de naam ‘Hendrik Prijsprijs’. Die prijs, bestond en bestaat nog steeds uit een waardevol kunstwerk en een publicatie in Appel.
En dan komt het einde. In maart 1983 verhuisde hij met zijn vrouw naar een bejaardenverblijf te Terkoest-Alken; daar vierde het echtpaar Prijs op 22 januari 1984 zijn diamanten huwelijksverjaardag en op 18 maart 1984, op zijn 86ste verjaardag overleed Prijs, ‘voorzien van de Sacramenten der Zieken’, in het St.-Ceciliarusthuis in Terkoest. Hij werd begraven in zijn geboortestad, na een plechtige uitvaartmis in de Onze-Lieve-Vrouwekerk aan de Grote Markt op 24 maart 1984. In Wilderen werd de Hendrik Prijslaan naar hem vernoemd.
Aanvullingen, opmerkingen, positieve feedback en verbeteringen zijn HIER steeds welkom.